donderdag 28 augustus 2014

Vorige week stond in het teken van de proffen van KU Leuven die hier op bezoek kwamen. De aanleiding van hun aanwezigheid was het feit dat ze graag een langdurig project willen opstarten met Arba Minch University, maar daarvoor moeten ze een ijzersterk projectvoorstel hebben want de concurrentie van andere Vlaamse universiteiten is moordend. We werden gevraagd om dinsdagochtend om 9:00u naar het management building te komen om hen te ontmoeten. Na een uur wachten kregen we hen eindelijk te zien en werden we hartelijk ontvangen. We moesten we ons voorstellen en een korte toelichting geven bij ons onderzoek. Bovendien werden we gevraagd naar alle problemen die we ondervonden en bleken ze bereid om samen een oplossing te zoeken. 

Woensdag gingen we met hen naar het park. Er werd ons verteld dat het maar een kort bezoek zou worden, een halve dag ongeveer. Eten meenemen was dus niet nodig.  Natuurlijk begon de dag weer met vertraging en werd er nog meer vertraging opgelopen doordat er problemen waren met maar liefst 2 van de 3 auto’s. We moesten dus ’s avonds in de gietende regen onze weg naar de uitgang van het park vinden. Dat is echter geen simpele taak als het regent vanwege de steile hellingen en afdalingen en het gebrek aan daglicht maakte het er ook niet echt beter op. Rond 20:30u werden we afgezet aan het Tourist Hotel om onze eerste voedsel van de dag (buiten een paar droge gemberkoekjes) op te nemen. Het was voor mij echter gelukkig wel een vruchtbaar bezoek. Toen de proffen de situatie in de praktijk zagen vlogen de ideeën en voorstellen voor mijn thesis in het rond. De focus van mijn onderzoek is nu dus lichtjes veranderd, ik zal hoofdzakelijk bekijken hoe de degradatiegraad van het landschap het graasgedrag van de zebra beïnvloedt. We hebben al vastgesteld dat er wel degelijk een correlatie lijkt te zijn, dus succes is min of meer gegarandeerd.

In het park

Donderdag kon ik er niet meer onderuit: mijn kleren moesten gewassen worden. Vol goede moed vulde ik een bak met water en plaatste het op de wc zodat de heerlijke geur die dat ding verspreidt een beetje geblokkeerd zou worden. Gelukkig kreeg ik Blake zo ver om in ruil voor een massage water te gaan halen aan de overkant van de straat. Jeroen was dan weer zo slim geweest om een waterkoker van thuis mee te nemen. Enkele uren, vele liters water en een pijnlijke rug later had ik weer een (relatief) propere garderobe.

Het proces
Het resultaat

 Ondertussen had ik de hele dag nog niets van Simon of de proffen gehoord terwijl mijn protocol nog op papier gezet moest worden, dus belde ik rond 17:00 maar om te vragen of we nog iets konden afspreken. Dan bleek dat we om 19:00u ergens werden verwachten om te gaan dineren met de proffen van KU Leuven en de doctoraatsstudenten van Arba Minch University. Wellicht waren ze ons dat even vergeten te laten weten. Gelukkig was het een heel gezellige avond en kregen we een geweldige maaltijd voorgeschoteld. Vrijdagmiddag stond hun vertrek alweer gepland.


Heerlijke vis

Zaterdag spraken we af met Bayisa om ons alle verborgen winkeltjes en marktjes in de stad te tonen. Daar vonden we eindelijk een markt met verse producten. Er zijn hier 8 soorten groenten te krijgen: aardappelen, tomaten, kool, pepers, uien, wortelen, knoflook en iets dat we niet kennen. We moesten liefst alles per kilo nemen want anders kwamen ze in de problemen met de balansen van hun weegschaal. Als je ergens gaat eten is alles inderdaad bereid op basis van deze ingrediënten, met toevoeging van vele kruiden. Qua fruit hebben we de zoektocht opgegeven en zijn we blijven steken bij banaan, avocado en limoen. Even later vonden we in een winkeltje ook pasta, een pot tomatensaus, brood en warempel chocopasta. Ons beperken tot één maaltijd per dag is hopelijk nu voorgoed verleden tijd.

Een deel van onze buit

Het basisvoedsel is hier zeer goedkoop, vb. 5 birr (20 eurocent) voor een kilo aardappelen, maar koekjes, alles in blik, alle dranken buiten water, etc. worden hier duidelijk gezien als luxegoederen. Chips (zo’n pringles doos) kost hier 65 birr (2,60 euro), dat is evenveel als een volledige maaltijd bij het op één na duurste restaurant van de stad. Ik sloeg dan ook steil achterover toen ik tijdens mijn eerste dag in Arba Minch 180 birr (7,20 euro) moest betalen voor een doos basic corn flakes, een pakje droge koekjes, een snickers, een bounty en een twix. Dat is een zelfs meer dan je in België zou betalen. Jeroen daarentegen moest minder dan mij betalen voor batterijen, een gloeilamp, een grote voorraad wasproduct en waarschijnlijk nog wel wat andere artikelen die ik me niet meer herinner. Ik ging er dus vanuit dat ze mij hadden afgezet, maar waarschijnlijk zijn toch hier toch redelijk normale prijzen voor die producten. Mijn aankopen zullen in het vervolg dus waarschijnlijk beperkt worden tot verse producten en droge koeken.  Een koffie of een thee (die ik trouwens heel lekker vind hier) op een marktje kost 2 birr (0.08 euro), een soort van krokant stuk brood dat ruim volstaat als ontbijt 3 birr (0.12 euro) en een banaan 2 birr. Voor 20 eurocent heb je dus een lekker ontbijt.  Het is dus een beetje zoeken. Sommige dingen zijn ontzettend veel goedkoper dan bij ons, andere zijn weer een stuk duurder.


Ondertussen ben ik al een maand hier. Ik ben gewend aan het leven, de stad en de mensen en ik heb het naar mijn zin. Het moeilijkste voor mij is toch wel nog steeds het gebrek aan stromend water en dan vooral in combinatie met de hitte. De warmte heb ik min of meer leren verdragen en met massa’s zonnecrème houdt mijn huid het nu ook wel vol, maar ’s avonds wil je gewoon zo ontzettend graag dat zweterige gevoel, de zonnemelk en het stof van je af wassen en dat kan meestal niet. Momenteel heb ik meestal één keer per 5 dagen ongeveer water gedurende een halve tot een hele dag. Mezelf en mijn haren wassen gebeurt in de tussentijd met bidons en flessen die we met water gevuld hebben. Sommige voeding mis ik. Ik zou een moord begaan voor een appelsien. Ondanks dat ik maar 1 keer per dag eet en dit vrij sober is (een soep of een spaghetti, soms vlees met brood en wat groenten) lijk ik niet af te vallen, integendeel. Wellicht is mijn lichaam op spaarstand gegaan en benut het alles maximaal. Hopelijk verdwijnt dat als we ’s middags wat gaan eten, want dit was niet helemaal de bedoeling.  Een cultuurshock heb ik niet echt gehad. Op het begin is het natuurlijk allemaal heel erg aanpassen, maar ik heb nog geen moment gehad dat ik het even niet meer zag zitten of naar huis wou. Ik mis bepaalde dingen van België, maar niet in die mate dat ik me er slecht door ga voelen. Heimwee heb ik nog niet. Ook met mijn gezondheid gaat het goed. Mijn lichaam laat met regelmaat weten dat het niet blij is met mijn voedingspatroon, maar echt ziek ben ik nog niet geweest, in tegenstelling tot wat velen mij verzekerd hadden. Zolang ik mijn malariapil tijdens het eten neem, heb ik ook hier geen bijwerkingen van. Als ik ze een keertje vergeet mee te nemen naar het restaurant en ze pas later neem, protesteert mijn maag wel de hele nacht en voormiddag. Blijkbaar heeft zo wat iedereen in de omgeving malaria. De variant die hier voornamelijk heerst, is niet zo gevaarlijk, maar blijft wel voor de rest van je leven in je lichaam aanwezig. Meestal hebben ze er geen last van, maar bij een verlaagde weerstand ligt een malaria aanval op de loer. 

Woensdag kochten we nog wat extra producten en konden we eindelijk aan onze eerste zelfgemaakte maaltijd in Ethiopië beginnen: spaghetti! Gelukkig bleek die boven verwachting lekker te zijn en zullen we hopelijk in de toekomst wat vaker zelf de handen uit de mouwen steken. 




zaterdag 16 augustus 2014

Vorige zaterdag was het dan eindelijk zover: ons eerste bezoek aan het park. Gewapend met brood en bananen verlieten we de stad. Al snel werd duidelijk waarom het niet mogelijk is het park dagelijks te bezoeken. De ‘wegen’ zijn zo vreselijk slecht dat je er ongeveer 2 uur over doet om de 25 km naar het basecamp in het park af te leggen. De eerste lekke band moest dan ook al snel vervangen worden. De prachtige Ethiopische natuur, die mij al ontroerde door haar schoonheid toen ik uit het vliegtuigraampje keek, bleek vanuit dit perspectief zo mogelijk nog wonderbaarlijker. Het is bepaald geen straf om hier mijn thesisonderzoek te mogen uitvoeren. Ook brachten we een kort bezoekje aan de hot springs in het park. Niet geheel gewenst kreeg ik de eer om tussen een 15-tal (half)naakte vrouwen te gaan voelen hoe warm het water was. En warm was het inderdaad. 

vlnr: Ik, Simon, Blake, Jeroen, en Bayisa

Er werd besloten om een aantal weken van maandag tot woensdag in het park te verblijven in tenten en gedurende die tijd zoveel mogelijk data te verzamelen. Dat zou neerkomen op dagelijkse observaties van 7u-12u en van 15u tot 19u. Tussen de middag zouden we dan terug gaan naar het kamp om te eten en de zon te ontlopen. Afgelopen week zouden we dit de eerste keer ondernemen. Ik fronste mijn wenkbrauwen al even toen ik hoorde dat we pas om 13u zouden vertrekken. Dat zou betekenen dat ik maandag nauwelijks nog iets zou kunnen doen en voor mij een verloren dag zou zijn. Uiteindelijk arriveerden Simon en John pas rond 14:30u bij ons kot en was het 17:30u tegen dat we de tenten hadden opgezet. Het laatste uurtje zonlicht hebben we dan maar gebruikt om de eerste beelden te schieten en een idee te krijgen van onze praktische aanpak. 

Het kamp waar de scouts slapen en er gekookt kan worden met onze tentjes er naast
Foto genomen op dezelfde positie als de vorige
Die trend zette zich verder. Dinsdag vertrokken we pas om 8:30u i.p.v. de afgesproken 7:00u, er moest immers nog gewacht worden tot het ontbijt (warme pasta met injera) klaar was en door de bewolking zouden de zebra's toch moeilijker te vinden zijn. Ook in de namiddag was het 16:30 voordat we eindelijk weer op pad gingen. De mannen besloten eerst nog een volleybalwedstrijdje te spelen en daarna moest er natuurlijk nog een middagdutje gedaan worden. Ook woensdag vertrokken we weer te laat (om dezelfde reden), maar konden we gelukkig wel blijven filmen tot 13:30u. Al bij al heb ik dus niet zoveel data als ik graag gehad zou hebben. Simon beloofde mij dat we volgende keer meer zouden doen, maar dat valt natuurlijk nog af te wachten.

Op het kamp zijn weinig voorzieningen. Er was geen toilet en geen douche. Het eten hadden we zelf bij. Dat was voornamelijk injera, brood en pasta. Op het eerste zicht klonk dat dus niet zo slecht. Helaas aten ze bij vrijwel alles een bepaalde saus, die voor mij echt walgelijk smaakt. En dan bedoel ik niet het soort dat je met lange tanden toch wel binnen krijgt, maar eerder het soort waarvan je al moet kokhalzen als je de geur enkel nog maar ruikt. Verder dan een paar happen van de gerechten waar die saus in verwerkt was geraakte ik dus niet. Toch deed ik mijn best, aangezien ik niemand wou beledigen en het waarschijnlijk een vorm van respect is hier om veel en smakelijk te eten. Jammer genoeg stapelde die aversie zich op tot ik de laatste dag echt geen hap meer door mijn keel kreeg. Gelukkig had Simon het door en verzekerde hij me dat het geen enkel probleem was als ik de volgende keer zelf mijn eten mee nam. De opluchting was enorm. Het feit dat ik nog steeds geen winkeltjes heb kunnen vinden waar ze degelijk vers voedsel verkopen (laat staan voor 3 dagen) is daarbij even bijzaak.

Als je dan toch de halve dag dag zebra's aant bekijken bent zie je natuurlijk ook heel wat leuke dingen....




... maar soms ook minder leuke dingen.

 Toen we woensdagavond moe, bezweet, vuil en plakkerig van de zonnecrème terug aan kwamen op de campus, was er nog steeds geen stromend water. Bovendien werkten nu ook de kraantjes aan de overkant van de straat niet waardoor we op geen enkele manier aan water konden geraken. Dat was de eerste keer dat ik de mezelf toch even vervloekte dat ik naar hier ben gekomen. Donderdagochtend werd ik, badend in het vuil en met pijn door de zonnebrand, wakker in een kamer zonder elektriciteit, water en internet en in de stank van de wc die niet doorgespoeld kon worden. Dat was toch wel even een dieptepunt. Al stinkend wisten we de dag door te komen. Gelukkig werkten de kraantjes buiten op vrijdag wel waardoor ik een paar flessen met water kon vullen en zo op zijn minst mezelf en mijn haar iet of wat kon wassen. Ik voelde me als herrezen. Vrijdagavond werkte het water plots weer op mijn kamer en verdween de stank, kon ik de insecten in de douche weg spoelen en leek het leven weer prachtig. Helaas ontdekten we op dat moment ook dat er ingebroken was in de living van de jongens en Jeroen zijn laptop is gestolen. Al het werk dat hij tot hiertoe heeft verricht in Ethiopië is weg. Blijkbaar komen diefstallen hier niet zo vaak voor en de security van de universiteit en de politie nemen de zaak dan ook zeer ernstig. Het is natuurlijk ook niet bepaald goede reclame voor de universiteit als de enige buitenlandse onderzoekers die hier op een jaar verblijven worden bestolen.

Volgende week komen de proffen van KU Leuven en UAntwerpen om een aantal van hun eigen projecten te bekijken en te zien hoe ver wij staan met ons onderzoek. Vrijdag zullen we een presentatie moeten geven. Helaas kunnen we die week dan niet verder met ons veldwerk, maar er is tenminste wat actie.

Een woordje uitleg

"Waar zit jij in hemelsnaam en wat doe je daar nu eigenlijk?" Een vraag die velen zich misschien stellen. Arba Minch is één van de grootste steden in het zuiden van Ethiopië. Het ligt op zo'n 500 km van Addis Ababa, de hoofdstad.

Ethiopië met Arba Minch in het zuiden


Arba Minch ligt vlak naast 2 grote meren: lake Chamo en lake Abaya. Bovendien zijn er vele bronnen en een rivier, water is er dus in overvloed aanwezig. Tussen en naast die meren ligt het Nechisar National Park. Daar zal ik mijn onderzoek de komende maanden uitvoeren.



De stad bestaat uit 2 grote wijken, Sikela en Shecha. Wij beperken ons voornamelijk tot de eerste.
In Arba Minch ligt één van de 31 universiteiten die Ethiopië rijk is. Bijna alle universiteiten hier zijn zeer jong, dus kan je de kwaliteit ook wel een beetje in twijfel trekken. Zeker gezien de beperkte middelen die ze hebben. Eén van de problemen is dat er geen Ethiopische proffen te vinden zijn om de simpele reden dat er nog maar sinds enkele generaties universiteiten zijn en deze dus nog minder lang relatief toegankelijk zijn voor de bevolking. Europese en Amerikaanse professoren zijn onbetaalbaar, dus vind je hier voornamelijk Indiase proffen. Ook bevindt er zich hier een kleine luchthaven. Twee keer per week landt er hier een vliegtuig vanuit Addis Ababa.

De University main campus (waar ik woon), de luchthaven en Sikela. Als je de weg naar het zuiden volgt kom je uit in Shecha, maar daar komen wij vrijwel nooit.


AMU (Arba Minch University) heeft nauwe contacten met de Belgische universiteiten. Zo lopen er verschillende projecten in samenwerking met de KU Leuven en doet mijn co-promotor, een Ethiopiër, zijn doktoraat aan de UAntwerpen. Sinds 3 jaar komen er in de zomervakantie ook Vlaamse studenten naar hier voor hun thesisonderzoek. Eén van die gelukkigen ben ik dus.

Het is de bedoeling dat ik onderzoek zal doen naar het graasgedrag van de steppezebra. Meer specifiek willen we dat gedrag correleren met andere factoren zoals klimaat en omgeving. Bovendien zouden we graag meer leren over hun migratiepatronen gedurende de dag en ook deze weer kunnen correleren aan die parameters. Momenteel is er ernstige overbegrazing in het park. Dat is voornamelijk te wijten aan de inwoners van de naburige dorpjes, die hun vee illegaal laten grazen in het park. Helaas vallen de gedegradeerde en geërodeerde graslanden je onmiddellijk op als je het park doorkruist. Naast de runderen spelen de zebra's echter ook een rol. Door het gebrek aan predatoren hebben die een veel te grote populatiedichtheid. Als je op een willekeurige plaats in de graslanden gaat staan kan je minimaal 3 kuddes zien, dat is veel te veel. Naast het verminderen van de vruchtbaarheid van de bodem zorgen zij ook voor verstruiking van het landschap, wat ongewenst is. Een eerste stap om die problematiek aan te kunnen pakken is meer leren over hun graasgedrag en hoe zij de vegetatie daardoor beïnvloeden. Aan KU Leuven loopt er momenteel een project over het graasgedrag van het paard in relatie tot het oerpaard. Ook vanuit die hoek zou mijn onderzoek dus interessant kunnen zijn.

In de praktijk komt het er op neer dat ik dus zo lang mogelijk zebra's zal observeren. Dat gebeurt door hen te filmen en allerlei klimaat- en omgevingsparameters te noteren. Achteraf zal ik die beelden dan analyseren.

Dat observeren ziet er dus zo uit
Een still van de beelden

Voor de mensen die graag hebben dat ik vaker updates plaats: even een illustratie van het prachtige internet hier, reeds 12 mislukte pogingen om dezelfde foto te uploaden



zaterdag 9 augustus 2014

"Faranji! Hey you, faranji!"

Zondag was een rustige dag. We hebben lang geslapen, ik heb proberen te ontcijferen hoe al mijn apparatuur werkt, Blake heeft wat halfslachtige pogingen gedaan om in zijn enorme boek over ‘Ecological Modelling’ te lezen en Jeroen trachtte het programma te leren kennen waarmee hij zijn questionnaires voor zijn onderzoek moet ingeven. Rond 15u besloten we dat het tijd was voor wat actie en trokken we naar de stad. Na de bewolking en dus de vrij gematigde temperaturen van vrijdag en zaterdag, kon ik op dat moment het Ethiopische klimaat in al zijn glorie ontdekken. Al snel voelde ik me alsof ik in dagen niet meer gedronken had en ik de Mount Everest in de woestijn aan het beklimmen was. Ik heb de temperatuur toen niet gemeten, maar een dag later was het voor mijn deur 34,1°C. Blake vindt het wel best, want het klimaat is hier blijkbaar gelijkaardig aan dat van Miami, en Jeroen houdt gewoon van hoge temperaturen. Maar voor mij is het toch een kleine marteling, en ik vermoed dat het wel eens één van mijn grootste aanpassingsproblemen kan worden. Ik hoop dat het toch enigszins went. Gelukkig is het in mijn kamer best goed te doen, zo’n 25°C en er is een ventilator. ’s Avonds koelt het wel af, maar het wordt nooit echt fris. Genaye vertelde me dat de temperatuur doorheen het jaar op wat kleine variaties na eigenlijk de hele tijd hetzelfde blijft. Na ongeveer anderhalf uur in de stad rondgelopen te hebben en een slok water me het toppunt van geluk leek, besloten we iets te gaan drinken. Daarna begon het.

Toen we op zoek waren naar een emmer (omdat Blake en Jeroen geen stromend water hebben en dit probleem waarschijnlijk redelijk permanent is), vroeg een local of hij ons moest helpen. Aangezien er waarschijnlijk maar één winkel met emmers te vinden was in deze 73.000 (in 2005, bron: wikipedia) inwoners tellende stad, besloten we zijn hulp te aanvaarden. Helaas kregen we voor de prijs van deze behulpzame man er ook een 15-tal kinderen bij die ons de hele wandeling vergezeld hebben. In het begin leerden ze ons hun namen en een beetje Amhaars en was alles koek en ei, maar na een tijdje begonnen ze te bedelen voor schoenen (enkelen hadden blote voeten), voedsel en geld. Het bracht mij in een enorme tweestrijd: natuurlijk wil je deze kinderen graag helpen en een paar slippers of een banaan kan er best wel af, maar anderzijds zou de groep zich dan wellicht snel uitbreiden tot honderden kinderen en wie weet verspreidde het nieuws van de gulle toeristen zich dan wel als een lopend vuurtje waardoor we het de komende maanden zitten hadden. Met een schuldbewuste houding weigerde ik dan maar elke financiële hulp, maar probeerde wel zo vriendelijk mogelijk te zijn. Uiteindelijk vonden we een emmer en konden we de kinderen afschudden voor de ingang van het restaurant van het tourist hotel, waar we die avond zouden eten. Mocht ik niet enkel een briefje van 100 birr (= 4 euro) gehad hebben, had ik hun wellicht wel iets gegeven. Helaas zat er nu niets anders op dan met een rotgevoel het restaurant binnen te stappen en de plakkerige handjes van ons lichaam af te wassen. Wel bleek het handjes houden met kinderen de weg naar acceptatie bij de volwassenen. Opeens keken ze ons bijna allemaal aan met een stralende blik en vroegen sommigen zelfs bezorgd of we het niet vervelend vonden dat die kinderen ons meesleurden. Als we dan volmondig nee antwoordden, werd hun lach zo mogelijk nog groter en voelde ik me voor de eerste keer best welkom.

Hun relatie met dieren hier is zoals je kan verwachten in Afrika, maar toch erg confronterend. De apen en katten leven hier over het algemeen in een soort co-existentie met de mensen. De drie soorten negeren elkaar en leven langs elkaar door (behalve bij een directe confrontatie dan). In het restaurant bedelen de katten, maar rennen verschrikt weg als je ze aan wil raken. Ik weet niet of dit is omdat ze geen fysiek contact met mensen gewend zijn, of omdat een naderende hand meestal een duw of een slag betekent. De koeien worden meestal begeleid door mensen, maar lopen ook vaak op hun eentje door de stad. Ze zijn uitgemergeld, maar zien er voor de rest niet echt ongezond uit.  De ezels worden gebruikt als lastdier en moeten karren trekken met daarop meestal een aantal mensen en een vracht. De kinderen lopen meestal langs de ezel om het te besturen. Daarbij slaan ze het dier vrijwel onophoudelijk met een stok zonder enige reden (de ezels reageren er ook niet meer op), waarschijnlijk gewoon omdat iedereen het zo doet. Zondag zag ik een ezel die in de brandende zon een zware vracht moest trekken en hevig balkend letterlijk door zijn poten zakte. De oplossing daarvoor is harder slaan. De geiten staan meestal in de berm van de weg. Dezelfde dag observeerde ik vol ongeloof een man die er niet beter op gevonden had dan een geit mee te sleuren door een touw rond zijn linkervoorpoot te binden. Het dier hinkte zich een ongeluk, struikelde regelmatig op de ongelijke weg en moest alle zeilen bijzetten om het tempo van de man te kunnen aanhouden. Honden heb ik tot nu toe 2 keer gezien. De eerste keer werd ie achternagezeten door een bende kinderen en sloeg met de oren in de nek op de vlucht, de tweede keer lagen 2 honden in de schaduw van een vrachtwagen op de stoep. Één van die honden lag er zo te zien te sterven, waarschijnlijk ten gevolge van een vleeswond in zijn achterpoot in combinatie met uithongering/uitdroging en de hitte. We passeerden de honden op het moment dat we vergezeld werden door de kinderen. Zij vonden het blijkbaar onrespectvol dat een stervende hond zomaar onze weg blokkeerde op de stoep en schopten hem aan de kant.  De gelaatsuitdrukking van die hond staat nog steeds op mijn netvlies gebrand, afgemat tot op het bot in een wereld die niets om hem geeft. Het zijn stuk voor stuk schrijnende taferelen die mijn hart breken. Instinctief zou ik elk dier willen knuffelen en zorgen dat het eten en drinken krijgt en nooit meer moet lijden. Maar dat kan niet. Zelfs een aanraking zou waarschijnlijk alleen maar voor meer stress zorgen. Mij bekommeren om de dieren terwijl ik de mensen niet help zou ongetwijfeld in slechte aarde vallen. Ik kan alleen maar lijdzaam toekijken en proberen mijn schuldgevoel weg te drukken.

Maandagochtend werden wij en onze projecten voorgesteld aan de rector, dr. Feleke Woldeyes. Het is een erg zachtaardige en toegankelijke man. Daarna hadden we een meeting met Simon en Genaye om een aantal algemene zaken te bespreken. In de namiddag gingen we naar het park waar we veldwerk voor ons onderzoek zullen moeten doen om het hoofd, dr. Abraham nogiets, te ontmoeten en door hem uitleg te krijgen over de geschiedenis, problemen, uitdagingen en doelen van het park. Daarna kregen we een maaltijd aangeboden: rauw ossenvlees met een chilisausje en injera (de traditionele pannenkoek) vergezeld door iets wat zij hun bier noemen, maar eigenlijk niet echt als bier smaakt. Naast hop zit er voornamelijk honing in en geen prik. Doodsbang voor ziektes en parasieten begonnen we uit beleefdheid aan het vlees. Het bleek best lekker te zijn, maar ik bleef er niet helemaal gerust in. Als we even een minuutje pauze namen, kregen we de vraag of we het niet lekker vonden en werden we aangemoedigd om verder te eten en drinken. Dat resulteerde erin dat we dan maar veel slokjes begonnen te nemen om het te laten lijken alsof we voortdurend bezig waren. Helaas vulden ze onze bekers ook bij zonder iets te vragen en voelden we na een tijdje dat er iets niet pluis was. Ik vroeg aan Simon hoeveel alcohol er in de drank zat, maar volgens hem kon het ‘maar maximum 15% of zo zijn hoor’. Mystery solved. Na de zeer sterkte typische Ethiopische koffie vertrokken we – lichtjes vrolijker dan anders – naar de stad om een pasfoto voor Blake te laten maken voor op zijn studentenkaart en een muskietennet te kopen. Je vindt hier alles wel, maar het probleem is dat je onmogelijk alleen uit kan zoeken waar wat te koop is. Alle winkeltjes/kraampjes zien er hetzelfde uit de meeste dingen die ze verkopen zijn ergens weggemoffeld en dus niet meteen zichtbaar.

Toen we maandagavond rond half 8 terug naar de campus gingen, werden we plots tegenhouden door de bewakers aan de ingang. Aangezien Blake en ik nog geen studentenkaart hadden, was het tot hiertoe steeds voldoende als Jeroen die van hem toonde. Het probleem is dat er elke avond nieuwe mensen staan en je dus elke avond opnieuw moet uitleggen wie je bent. Helaas had de beste man nog nooit zo’n tijdelijke studentenkaart gezien en vertrouwde hij het zaakje niet. Het was blijkbaar één van de enige mensen op de campus die die vreemde blanken nog nooit had gezien. Ik vraag mij af waarom 3 blanken in godsnaam ‘s avonds binnen zouden willen op die campus als ze er niet wonen, maar goed. Hij snapte de rol van Jeroen nog enigszins, maar wie was ik dan? Jeroen zijn vrouw misschien? En wat deed Blake er dan bij? Hij begreep er niets van. Na minstens 20 tot 30 minuten onderhandelen en wachten, besloot hij dat iemand (in legeroutfit en vergezeld van een geweer) ons moest begeleiden tot aan onze kamers en dan zouden we wel verder zien. Eenmaal daar aangekomen was het niet voldoende om te zien dat we de deur konden openen met onze sleutel, maar moesten we ook nog onze uitnodigingsbrief van de universiteit en ons paspoort voorleggen. Argwanend inspecteerde hij de kamer nog om tenslotte met veel tegenzin te zeggen dat het in orde was. Vreemde mensen, die Ethiopiërs.

Tegen dinsdag moesten we een concrete planning maken over hoe we ons project aan wilden pakken. Simon vond alles wat we zeiden wel goed en nuttig, maar de ‘practicalities’ vormden toch wel problemen, zoals verwacht. Hij zou zien wat hij kon doen en hoopte dan maandag echt te kunnen beginnen. Het zijn eigenlijk dingen die je vooraf hoopt te kunnen regelen zodat je niet anderhalve week zit te niksen terwijl je weet dat het moeilijk zal zijn om voldoende data te verzamelen. Maar ja, this is Africa. Na de meeting gingen we even naar Simon zijn bureau (dat er verbazingwekkend goed uitzag in vergelijking met de rest van de stad) zodat we wisten waar we hem konden vinden als we hem nodig hadden. Daarna trokken we naar de paradise lodge, het meest luxueuze hotel in de stad waar je tevens een schitterend uitzicht over het park hebt.
 
De dagen daarna zijn niet echt vermeldenswaardig, maar vrijdagochtend werd ik opeens uit mijn bed gebeld door Simon, of ik om 10:30u op zijn bureau kon zijn. Het was de eerste keer dat ik in mijn eentje de campus verliet. Al snel stopte er een taxi (zo’n tuktuk zoals ze in Azië heten, geen idee men ze hier noemt) en informeerde ik of hij me naar de medical campus kon brengen. Vijf minuten en 3 gesprekken met voorbijgangers later vroeg hij of ik misschien de Nech Sar campus bedoelde. Ik had absoluut geen idee wat de naam van de campus was maar ik had er wel al eens van gehoord dus bevestigde ik dat maar. Wonder boven wonder herkende ik na een tweetal keer verkeerd te zijn gereden inderdaad de juiste plaats en betaalde hem zoals gewoonlijk waarschijnlijk weer eens veel te veel. Eenmaal daar aangekomen besprak ik met Simon de data sheets die ik op voorhand gemaakt had en de precieze planning die we willen volgen en leek hij al veel positiever. Na een half uurtje wachten kwam ook Bayisa aan, een jongen die werkt in het park en die mij zal begeleiden tijdens mijn onderzoek. Ook aan hem moest dus alles uitgelegd worden. Na de meeting vertrok ik met Bayisa naar Sikela, één van de 2 grote wijken in de stad. Hij stond erop om mij te trakteren op lunch. Wetende dat er in de die restaurantjes enkel injera te krijgen zou zijn, probeerde ik zijn aanbod nog vriendelijk af te slaan maar er was geen ontkomen aan. Het blijkt dat injera toch wel smakelijker wordt naarmate je het meer gaat eten. Bovendien werd er opvallend minder gestaard en geschreeuwd toen ik in zijn gezelschap was.


’s Avonds verlieten we de campus weer om te gaan eten. Zoals gewoonlijk konden we geen 2 meter lopen zonder dat er ‘Faranji! Hey you, Faranji!’ (letterlijk ‘vreemdeling’, niet negatief bedoeld maar wel ontzettend vermoeiend na een tijdje) geroepen werd en er langs alle kanten wijsvingers onze kant uitstaken met bijbehorend gelach en geschreeuw. Meestal reageren we er maar op door een beetje te lachen en eventueel een groet te zeggen als zij dat doen, maar op een gegeven moment wordt het gewoon te veel. Vrijdagavond was zo’n moment. Mensen die met open mond naar je staan te staren, vrouwen die giechelen, mannen die dingen roepen, kinderen die je achtervolgen, taxi’s die voortdurend stoppen en je willen overhalen om met hen mee te gaan, mensen die wijzen, schreeuwen, fluisteren, lachen. En dat niet eenmalig, maar voortdurend, bij vrijwel elke voorbijganger, in een stad waar zoveel mensen rondlopen als mieren in een mierennest. Inwendig kan je alleen maar denken ‘laat me nu toch eens met rust!’, maar we kunnen er maar beter aan wennen als we hier nog 10 weken zitten. Ons kleine groepje heeft ook wel de slechtst mogelijke samenstelling. Blijkbaar trekken vrouwen altijd meer aandacht en ik ben ervan overtuigd dat Jeroen zijn blonde haar ook de nodige reacties uitlokt. Bovendien loop ik hier als enige meisje met 2 jongens rond, wat ook veel onbegrip oplevert. Ik woon dan ook nog eens bijna op hun kamer. Vandaag vroeg mijn buurmeisje me of ik getrouwd was, waarop ik uiteraard ‘nee’ antwoordde. Even later in het gesprek vroeg ze me met wie ik dan hier was, dus zei ik dat ik hier ben met 2 jongens die ook onderzoek doen in het park. Het arme meisje was helemaal de kluts kwijt geloof ik. 

Veel aspecten klinken misschien behoorlijk negatief voor een Europees ingesteld persoon, maar al bij al vind ik het geweldig hier. De typische sfeer die je enkel in Afrika vindt, de prachtige natuur, de ongelooflijke ervaring. Zien dat er een levensstijl bestaat die in onnoemelijk veel aspecten verschilt van de onze. De vervallen kamers en het gebrek aan stromend water dragen alleen maar bij aan de authenticiteit van ons verblijf hier. Het gaat niet om de teleurstelling bij het tevergeefs openen van een kraan, maar om het dolblij zijn bij een zien van een straal water. 

zaterdag 2 augustus 2014

De eerste dagen...

Ondertussen zit ik op mijn nieuwe kamertje voor de komende 3 maanden, maar laat ik eerst eens bij het begin beginnen. Mijn eerste kennismaking met Ethiopië was toen ik naar de ambassade in Brussel ging voor mijn visum. Nu ja, de eerste keer dat ik die trip van 2 en een half uur reizen ondernam, hing er een briefje op de deur dat de ambassade uitzonderlijk gesloten was die dag. Misschien was dat wel de beste kennismaking die ik kon hebben. De 2e poging was wel succesvol. Het gebouw zat vol ernstige mannen in kostuum die hun taak duidelijk serieus namen. Met een brede glimlach stelde ik mijn vraag. Zonder antwoord te geven en met een doodserieuze blik nam de man mijn documenten aan en verdween. Vijf minuten later verscheen hij weer, gaf me alles terug en rekende af. Ook nu mislukten mijn pogingen om hem tot een glimlach te verleiden. Het gaf me een erg ongemakkelijk gevoel , alsof ik iets mis deed, maar ik vermoed dat het gewoon een deel is van de professionaliteit is die ze willen uitstralen. Het gaf me in elk geval niet het warme gevoel waar Ethiopiërs bekend om zouden staan.

Donderdag was het dan eindelijk zo ver, ik vertrok naar Arba Minch! Bij aankomst aan gate B07 ontmoette ik Blake, een Amerikaan die zijn bachelor heeft gedaan aan de universiteit van Miami en nu bezig is aan zijn master biologie aan de universiteit van Antwerpen. Hij zou ook gedurende 2 maanden onderzoek doen aan Arba Minch University. Hij wist te vertellen dat onze vlucht al minstens een uur vertraging zou hebben. Uiteindelijk stegen we anderhalf uur later dan gepland dan toch op. Aan mijn rechterkant zat een Arabier die voortdurend gebeden aan het prevelen of aan het zingen was en die erin slaagde om vrijwel alle overbodige onderdelen van zijn maaltijd op mij terecht te laten komen. Met mijn andere buurman raakte ik aan de praat nadat ik hem mijn maaltijd, de laatste portie kip, aanbood omdat hij geen rundvlees lustte.  Het bleek een Italiaan te zijn die Alessandro heette en die ongeveer overal ter wereld gewoond, gewerkt of gereisd heeft. Momenteel verbleef hij al 2 jaar in Brussel. Het was een zeer intrigerende man waarmee ik de resterende 3 en een half uur dan ook een heel boeiend gesprek gehad heb. De tijd vloog dus om. Helaas hadden we door de vertraging maar een half uur om onze tweede vlucht te halen,  maar aangezien dit ook een vliegtuig van Egypt Air betrof en velen die overstap moesten maken, werd er op ons gewacht en alle bagage nog ingeladen. Omdat het vliegtuig niet volledig vol zat, had ik meer ruimte en kon ik wat slapen. Ook deze landing werd ingezet voordat ik het wist. Omstreeks 4u ’s nachts plaatselijke tijd zetten we voet op Ethiopische bodem!

Daar konden we onze euro’s wisselen voor birrs in een sjofel exchange office. Een heel formulier met onze gegevens moest worden ingevuld voordat tot deze transactie kon worden overgegaan. Eens we in de juiste terminal voor onze binnenlandse vlucht waren, konden we onze bagage gelukkig alweer kwijt. Het lange wachten kon beginnen. Al snel konden we een ligstoeltje bemachtigen en slaagden we erin om een beetje te slapen. Ook kon ik mijn eerste indrukken van Ethiopië opdoen. Opvallend was dat ook hier niemand naar ons lachte, behalve de kinderen. Zelfs als je lachte naar het personeel bleven ze je met dezelfde uitdrukkingsloze blik aanstaren. Een tweede punt dat mijn aandacht trok, was dat de mannen en vrouwen apart zaten. De mannen groepeerden zich min of meer, terwijl de meeste vrouwen een individueel plaatsje met hun kroost zochten. Daardoor ontstonden er  gescheiden zones voor beide geslachten. Dit waren over het algemeen vrouwen met burka’s of hoofddoeken. Naarmate de nacht vorderde kwam er meer volk en waren er ook vele modern geklede vrouwen met schaars geklede tienerdochters. Daar keek niemand van op. Om 15:10u – met enige vertraging uiteraard – arriveerde ons vliegtuigje en konden we vertrekken. Door de vele regen stond de startbaan letterlijk onder water en in combinatie met de geringe omvang en de staat van het kleine vliegtuigje gaf dit ons niet al te veel vertrouwen. Toen de piloot ook nog eens waarschuwde voor een ‘bumpy flight’ door het noodweer, zakte de moed ons al helemaal in de schoenen. Uiteindelijk viel het allemaal best mee en zijn we na een tussenstop in Jimma op onze eindbestemming geraakt: Arba Minch!

Daar stond onze chauffeur, John, ons al op te wachten. Na een warm onthaal slaagde hij erin om alle mensen, koeien, geiten, ezels en alle mogelijke vervoersmiddelen op de weg te ontwijken en bracht hij ons naar ons verblijf op de universiteitscampus. Enthousiast liet hij mijn kamer zien. Vol trots vertelde hij wat een geweldige kamer het wel niet was en toonde hij dat alles werkte: het water, de elektriciteit en de ventilator. Alle basisvoorzieningen waren inderdaad aanwezig, maar toch was ik niet helemaal voorbereid op wat ik te zien kreeg. Het gebouw is, gezien door mijn Belgische ogen, ontzettend vervallen. Vrijwel alles is vies en kapot. Mijn frigo is de woonplaats van een nest oorwormen, en de mieren hebben hun huisje gevonden in de badkamer. De kakkerlakken en muggen zitten zo’n beetje overal. Het water heeft overigens niet lang gewerkt, van gisteravond tot enkele uren geleden had ik al meteen geen stromend water. In de kamer zelf is ook geen raam, dus het is behoorlijk deprimerend om hier lange tijd te zitten.  Blake zijn kamer bevindt zich op de bovenste verdieping van de blok naast de mijne. Hij heeft samen met Jeroen, een student van de KU Leuven die sinds een week in Arba Minch verblijft, ook een living ter beschikking. Ik besluit al snel dat dat ook mijn voornaamste leefzone zal worden. Samen met John gaan we na het bezichtigen van de kamers naar de stad om de belangrijkste dingen te kopen: beddengoed, water en wc-papier. Daarna gaan we iets drinken in een plaatselijke bar om vervolgens samen te komen in het restaurant van een hotel  met Simon, een doctoraatsstudent en tevens mijn lokale promotor, en Genaye, een ontzettend lief meisje dat ook op de campus leeft en meteen aanbiedt om haar nummer te geven zodat we met al onze vragen en problemen bij haar terecht kunnen. We besluiten om ons helemaal in de cultuur onder te dompelen en bestellen het nationale gerecht: injera. Een soort zure pannenkoek die gebruikt wordt om de overige ingrediënten (ondefinieerbaar vlees, kool, allerlei sausjes en groenten,…) vast te nemen en zo op te eten. Mijn smaakpapillen moeten toch nog even wennen aan deze vreemde smaken, om het eufemistisch uit te drukken.

Deze morgen kwam John ons weer halen om een simkaart te kopen. Om daar binnen te geraken moesten we eerst gefouilleerd worden (of ja, John en Jeroen dan toch, de vrouwen vertrouwen ze blijkbaar) en voordat ik mijn simkaart kon krijgen moest ik een pasfoto en een kopie van mijn paspoort geven en een heel formulier met mijn persoonlijke gegevens invullen. Elke simpele handeling of aankoop gebeurt hier vreselijk omslachtig. ’s Middags hebben we het er op gewaagd om naar een lokaal restaurantje te gaan, helaas hadden ze daar enkel injera. Deze avond is het dus toch maar weer iets niet-tradioneel Ethiopisch geworden: gefrituurde vis met brood. Er leven ook een hele hoop bavianen rond mijn gebouw, vooral het alfa mannetje is erg impressionant. Regelmatig liggen ze in de clinch met elkaar of met de katten, wat erg entertainende en luidruchtige taferelen oplevert. De mensen hier lijken niet allemaal even opgezet met onze komst. De kinderen en jongeren zijn vooral nieuwsgierig en willen met ons praten en een hand geven, of wijzen naar ons terwijl ze praten en giechelen, maar de ouderen werpen vaak een nogal afkeurende blik. Er zijn in elk geval weinig hoofden die niet onze richting uitdraaien als we langs komen gewandeld, maar we zijn dan ook de enige 3 blanken op de campus. Het geeft ons een erg ongemakkelijk gevoel, ik ben blij dat ik niet de enige buitenlandse student bent. Ondertussen lijkt het wel alsof ze al een beetje aan ons gewend zijn, ofwel zijn we al een beetje immuun geworden voor hun starende blikken.

Morgen zullen we nog een dagje relaxen en de campus en de stad verkennen, maar maandag begint het echte werk. Dan zal ik samen zitten met Simon om het verloop van mijn onderzoek te bespreken en zal ik een rondleiding door het park krijgen. Ik kan al niet wachten!

Mijn slaapkamer

Keuken

De geweldig uitnodigende douche... :(

Badkamer

Uitzicht vanuit Blake en Jeroen hun balkon

Uitzicht vanuit Blake en Jeroen hun balkon

Uitzicht vanuit Blake en Jeroen hun balkon