donderdag 2 oktober 2014

Meskel celebration at Dorze

Zondag 21 september bracht de Programme Officer van VLIR-UOS, de organisatie waardoor ik hier zit en waarvan ik mijn beurs gekregen heb, een bezoek aan Arba Minch. Daar hoorde natuurlijk ook een meeting met ons bij. We werden dus gevraagd om die zondagavond naar de Paradise Lodge te gaan. Daar hadden we een verrassend gezellige avond en werden we getrakteerd op een diner inclusief dessert. Onze verbazing was groot toen we zagen dat er ijs op de kaart stond. Dat hadden we immers nog nergens gevonden. Het was nogal verschillend van Europees ijs, maar wel zeer lekker!

Donderdag 25 september werd Meskel gevierd in Dorze, een naburig dorpje. Er zouden dan 500 ossen geslacht worden, waarna ze meteen uitgebeend en rauw opgegeten worden. Een feest waarvoor Ethiopiërs van heinde en verre voor naar Dorze komen. Woensdag 24 september rond de middag bevonden we ons in het busstation in Arba Minch waar we hoopten een rit naar Dorze te kunnen versieren. Dat verliep wat chaotischer dan we gehoopt hadden. We werden al meteen langs alle kanten aangeklampt en nageroepen met de vraag waar we naartoe wilden en of ze ons konden helpen. Dit is al iets waar wij als westerlingen al een beetje tilt van slaan. Uiteindelijk gaven we een zeer volhardende man toch maar een kans, maar het probleem is dat ze je ook vrijwel nooit meteen begrijpen. Hij bood ons dus een privé-minibusje aan voor de schappelijke prijs van 1500 birr (60 euro). Niet helemaal wat we in gedachten hadden. Na een tiental minuten tevergeefs alles uit de kast gehaald te hebben om onze bedoelingen duidelijk te maken, liepen we dan maar gefrustreerd weg richting het loket. Daar sloten we dan maar mooi aan in de rij om onze beurt af te wachten en een ticketje te kopen. Zo werken dingen in Ethiopië echter niet. Er kwamen voortdurend mensen die ons aan de kant duwden en voor kropen, of die achter ons bleven staan maar hun vraag naar voor schreeuwden. Terwijl we opgingen in de zweterige, behoorlijk agressieve mensenmassa ontstond er een grotere cirkel rond ons van mensen die geld vroegen of de Faranji even wilden aanraken. Toen ik mijn kookpunt bereikt had, blokkeerde ik de baan voor de eerstvolgende die wilde voorkruipen. Het leverde mij wat duwtjes, kwade blikken en wat Amhaarse scheldwoorden (vermoed ik) op van de persoon in kwestie (hij wees immers op zijn 4 overgebleven tanden dus hij zou vanzelfsprekend voorrang moeten krijgen), maar de rest van de menigte lachte bewonderend en we mochten eindelijk ons zegje doen. Dan bleek dat ze niets voor ons konden doen, want je moet een ticketje kopen op de bus zelf. Er zijn ook geen vaste tijden, de bus arriveert wanneer ze terugkomt van haar bestemming en vertrekt als ze vol zit. Het enige wat hij voor ons kon doen was wijzen in de richting waar de bussen met bestemming Dorze stonden. Daar stond immers niets van aangegeven, het busstation bestond gewoon uit een 50-tal gammele bussen op een onverhard veldje. Dat hadden we ondertussen echter al lang ontdekt. Het is trouwens wel logisch dat ze zo behulpzaam zijn, want Faranji helpen is een bezigheid met een mooie financiële beloning. Zij doen dit dus niet uit menslievendheid, maar omdat het een inofficiële regel in Ethiopië is dat ze hiervoor betaald horen te worden. Uiteindelijk gaven we het op om elk aanbod af te slaan en accepteerden we de hulp van een student die wat Engels kon en we er betrouwbaar uit vonden zien. Om die manier liet de rest van het gezelschap ons ook meteen met rust. Al snel bleek dat we zonder zijn hulp waarschijnlijk ook niet op onze bestemming waren geraakt. Je moest bij elke bus gaan vragen waar ze naartoe reden en soms veranderden ze in extremis nog van bestemming. Na een uurtje wachten, hoorden we opeens geschreeuw van onze 'gids' dat er even verder op een bus naar Dorze gearriveerd was. Ondertussen was de mensenmassa al in beweging gekomen en spurtte iedereen naar de bus, die nog niet eens stil stond. Daar moesten we uit alle macht duwen, trekken, roepen om in de bus te geraken en dan ook nog eens opletten dat alle bagage bij ons bleef. Het is een typisch Ethiopisch tafereel. Gelukkig konden we dankzij onze begeleider nog een plaatsje op de achterbank van de smalle bus bemachtigen. Op die bank zijn er plaatsen voor 6 mensen voorgehouden. We zaten dus volledig tegen elkaar aan, in zweterige stinkende oksels gedrukt, op het puntje van de bank of net helemaal tegen de rugleuning vastgeklemd en met onze bagage overal verspreid op onze schoot en in onze armen. De meeste Ethiopiërs hebben een zeer aanwezige geur van ongewassen kleren en gedroogd zweet, geen geur die je een uur lang naast je neus wil hebben hangen dus. Na een tijdje verliet iemand ons en waren we nog met 5, wat uiteraard een verbetering was maar nog steeds zeer oncomfortabel. Het positieve aspect is dat we voor deze onvergetelijke ervaring amper 30 birr (1.15 euro) per persoon moesten betalen, maar uiteraard ging onze begeleider er van uit dat we ook voor hem zouden betalen, wat we dan ook zonder morren deden. Tijdens de 1 uur durende busrit had ik een interessant gesprek met een student burgerlijk ingenieur die aan mijn rechterkant zat (min of meer op mijn schoot dus). Jeroen had minder geluk en werd door de gids naast hem voortdurend gevraagd of hij niet 1 van de 2 kettingen van hemzelf wilde overkopen. Eén van de kettingen was natuurlijk een kruisje. Jeroen draagt zelf een kruisje, en dus kwam de onvermijdelijke vraag waarom ik geen kruisje droeg en of ik er eentje wilden kopen. Gelukkig kon ik mij verschuilen achter al die lijven en mocht Jeroen de situatie oplossen. Halverwege stopten we nog even aan een dorpje om bananen in te slaan en rond een uur of 3 in de namiddag stonden we dan toch in Dorze. Het eerste wat ons opviel was het klimaat en de vegetatie. Dorze is boven in de bergen gelegen en dus een stuk frisser dan Arba Minch. Daardoor is het klimaat voor mij veel aangenamer.Ook de vegetatie is compleet verschillend. Het zou bijna een noord-Europees bos kunnen zijn met zijn vele naaldbomen. 

Eenmaal daar aangekomen, ging de gids er van uit dat hij een lodge voor ons mocht/moest regelen. Na veel pogingen kregen we hem eindelijk uitgelegd dat we al een lodge geboekt hadden. Een vervelende zaak was dat alle 3 de hotels in Dorze 'Dorze Lodge' heten en wegwijzers hier nog niet uitgevonden zijn. We zagen dus geen andere mogelijkheid dan toch onze gids te vragen ons naar de lodge te brengen. Natuurlijk stonden we na een half uur op de bergen te klauteren voor de deur van de verkeerde lodge. De eigenaar was zeer teleurgesteld toen we hem uitlegden dat we daar echt niet konden overnachten en stond er op dat hij ons dat op zijn minst een rondleiding mocht geven in een dorpje. In eerste instantie stonden we er wat afkerig tegenover, maar Ethiopiërs accepteren nu eenmaal geen nee en dus gingen we een tijdje toch maar akkoord. Dat bleek uiteindelijk een heel goede keuze want het was een heel aangename man die echt de dorpjes kende en ons goede uitleg gaf. De inwoners leven in hutten gemaakt van bamboe. Door de vele termieten die er leven en die de hutten aanvreten, wordt de onderkant telkens verwijderd en de hut dus een stukje lager. Bovendien zijn ze ook nog eens verplaatsbaar. Ze leven samen met hun vee in de hutten omdat de nachten zeer koud kunnen zijn. Ze verdienen hun geld door sjaals te weven en die te verkopen. Hun dieet bestaat voornamelijk uit een soort pannenkoek gemaakt van de false banana tree. Ze halen de pulp uit de stam van de boom en begraven die onder de grond. Daar zal het 3 tot 6 maanden (maar mogelijk tot wel 6 jaar) fermenteren, waarna het terug bovengronds komt als een soort deeg dat vervolgens gebakken wordt. Dat wordt dan gegeten met honing van hun eigen bijen. Ik moet zeggen dat dit in elk geval heel wat makkelijker binnen ging dan injera.


Pulp uit stam van false banana tree halen

Gefermenteerde pulp uit de grond halen en kneden tot een deeg

Bijenkorven

Weven

'brood' van false banana tree


Na het proevertje vertrokken we eindelijk naar de juiste lodge. Toen we daar aankwamen waren we iet of wat teleurgesteld. Er was geen internet, water of elektriciteit en wat volgens de website 'het restaurant, de bar en de receptie' was, bleek eigenlijk gewoon een hut met 2 zetels. Aangezien een nacht in de Dorze Lodge naar Ethiopische normen behoorlijk prijzig is, hadden we toch iets meer verwacht. Het uitzicht daarentegen was fenomenaal en zou waarschijnlijk de hoge prijzen verklaren. Ondertussen was de temperatuur die 's middags ideaal was, ook gezakt tot een niveau dat zelfs met een trui en een deken niet meer comfortabel was. Met een klein hartje vertrokken we 's avonds voor het diner, dat verbazingwekkend goed was. Onze mening over de lodge veranderde dus op slag. Vanaf half 7 bleek ook de generator aan gezet te worden en was er dus wel elektriciteit (een lichtje op de kamer, stopcontacten waren er niet) en ook het water kon op gezet worden als je wou douchen. Blijkbaar moet er een vrouw een deel van de dag op en af lopen met bidons water om zo een ton boven op de berg te vullen. Dat water kan dan gebruikt worden om de wc door te spoelen en voor de kranen. Met dit in het achterhoofd is het zeer begrijpelijk dat het water niet voortdurend in werking is. En een werkende kraan was toch een luxe die we al lang niet meer kenden. Naast ons waren er nog 2 gasten: een knappe Israëliet van Jeruzalem en zijn Ethiopische zakenpartner. Het is jammer dat er niet meer reclame gemaakt wordt voor de lodge. Het is logisch dat ze hun prijzen hoog moeten houden als ze moeten rondkomen met gemiddeld minder dan 5 gasten per nacht. De kokkin, het transport van water en voedsel, de generator, etc. moeten immers evenzeer betaald worden. Ik hoop dat ze er in kunnen slagen wat meer toeristen te lokken want achteraf gezien is het werkelijk een geweldige plek. 

Donderdag was het dan effectief meskel. Het enige wat we wisten was dat er 500 ossen geslacht zouden worden en achteraf rauw opgegeten. Het was een vooruitzicht dat we vreesden maar waar we met onze landbouwstudies ook naar uit keken. Toch kon niets ons voorbereiden op wat we te zien kregen. Rond 10:30u arriveerden we op het marktplein in Dorze. Daar lagen op dat moment al overal waar je kon kijken dode ossen in verschillende fasen van uitbening. Het was bijna onmogelijk om de plassen bloed te ontwijken. Het lijkt me beter om niet verder in detail te treden over deze materie en de slachtingen an sich, en het al zeker niet te staven met beeldmateriaal. Voor ons valt het goed te relativeren vanwege ons studiegebied en omdat we het daardoor naast luguber ook gewoon ontzettend interessant vinden, maar ik kan me voorstellen dat de gemiddelde bloglezer hier niet op zit te wachten.
Na het uitbenen werd het vlees op een bepaald kruid gelegd. Daardoor zou het minder gaan stinken en was het hygiënischer. Na eerst onze ogen de kost gegeven te hebben en de beelden verwerkt te hebben, gingen we een kraampje binnen voor een Shai (thee). Daar werden we al snel uitgenodigd om mee te eten van hun schotel rauw vlees. Weigeren is onbeleefd en dus verzamelden we rond de schaal. We hadden al rauw vlees gegeten tijdens onze meeting met de manager van het Nech Sar nationaal park, dus de mentale drempel hoefde niet meer overwonnen te worden. Het vlees werd gegeten met injera, tata (een zeer pikant sausje) en een likeur van 46% alcohol. De tata en de likeur liet ik staan, maar het vlees was lekker. Achteraf wisten ze me te vertellen dat de pikante saus en de alcohol dienden om de bacteriën en parasieten in het vlees te doden. Oeps. Ik ben er niet ziek van geworden, maar een full body check-up bij terugkomst in België is waarschijnlijk geen overbodige luxe. 

Na de maaltijd gingen we binnen in een cafeetje (nu ja, een donkere kamer die tijdelijk dienst deed als café) en kregen we de traditionele honingwijn voorgeschoteld. Die smaakte - in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden - niet naar honing maar was wel lekker. Na Bayisa, die ook op de markt aanwezig was, nog even gegroet te hebben, vonden we dat het tijd was om terug te keren naar de lodge. Daar bleek een heus feest aan de gang te zijn. Er waren honderden zeer dronken jongeren en vechtpartijen konden dus ook niet uit blijven. De sfeer was dus niet zo denderend. Eerder die dag hadden we al vernomen van de manager van de lodge dat er die avond Nederlanders zouden overnachten. De 2 enige andere blanken in de massa waren natuurlijk snel gelokaliseerd en dus konden we eindelijk nog eens met iemand anders dan met elkaar Nederlands spreken. Rond 19u vertrok de vierende massa gelukkig aangezien ze daarna niet meer in Arba Minch zouden kunnen geraken door het gebrek aan openbaar vervoer.

Honingwijn

Vrijdag genoten we nog een beetje van de prachtige locatie en bespraken we hoe we terug op de campus zouden geraken. Zoals gezegd zijn er geen vaste tijden voor de bus, dus mogelijk zouden we 2 uur langs de kant van de weg moeten zitten om dan een bus die vol zit te zien passeren. Volgens Jeroen zou het echter maximum 2 uur wandelen zijn naar de campus. Het leek dus een beter idee om gewoon te voet te gaan, ondanks de waarschuwing van een medewerker van de lodge dat het aan een stevig tempo nog steeds minimum 4 uur stappen zou zijn. Vol goede moed gingen we dus rond 15u op pad. Om een lang verhaal kort te maken: we hadden zeer veel geluk dat we rond 19u op een passerende bus konden stappen want het was al donker en we hadden nog minstens een uur te gaan.

Uitzicht vanaf de Dorze lodge

Onderweg naar de campus met Arba Minch in de verte




Geen opmerkingen:

Een reactie posten